Stijnzijn

Menu
Column
Balen, een baby in de bioscoop
Tekst: Stijn Depoorter, Illustratie: Zwoltopia

Vrijdagavond, na een resem trailers en reclameboodschappen doven eindelijk de lichten in de bioscoopzaal. Een zalig, rustgevend moment dat ik telkens koester. Ik dubbelcheck nog gauw even of ik mijn smartphone wel in vliegtuigmodustand gezet heb en terwijl de begintitels over het scherm vloeien, zak ik wat dieper weg in mijn zitje. Ik ben klaar om me minstens negentig minuten af te sluiten van de buitenwereld en me over te geven aan de duisternis, tot er plots een baby begint te krijsen …

Lichte consternatie in de zaal. Ik hoor wat gemompel, maar niemand durft ‘sssht’ te roepen, laat staan dat we durven uitspreken wat we allemaal diep vanbinnen denken: “Opzouten met die baby, baby’s horen niet thuis in de bioscoop!”. Iets wat we wel zouden doen als er pakweg een kudde tieners amok zou maken in de bioscoopzaal.

En zo gaat het de ganse voorstelling lang door. Gekrijs, gewauwel, gesus. Nu weer de vader, dan weer de moeder verlaat de zaal om de baby op de gang wat te kalmeren. Maar het is hun dagje niet; het kind lijkt ontroostbaar. Iemand met een beetje gezond verstand zou het na een kwartier, hooguit een half uur voor bekeken houden. Maar nee, de hele zaal mag  de hele film lang meegenieten van het prille gezinsgeluk. Mag ik dat vrij respectloos vinden ten opzichte van de andere bioscoopgangers?

Een jankende baby is lang niet het enige wat een gemoedelijke treinrit kan verstoren. Denk maar aan de ‘verbinding-is-hier-slecht-dus-ik-roep-maar-door-mijn-gsm’er’.

Baby’s, ik heb er eerlijk gezegd een haat/liefdeverhouding mee. Natuurlijk raak ik vertederd door hun guitige gezichtjes, kirrend van blijdschap. Ik smelt als ik er eentje op mijn schoot krijg en er dan wat onbeholpen mee kan spelen. Maar soms transformeert dat schattige wezentje in een onhebbelijke lawaaimaker die niets of niemand ontziet. Dat nog maar durven denken is meestal al uit den boze, dus ik hoop dat ik me hier geen baarmoederwoede mee op de hals haal.

Tegenwoordig is er geen ontsnappen meer aan. Neem nu de trein: als je rustig wilt verder lezen in je boek, blèrt er gegarandeerd wel zo’n klein, schattig minimensje de longen uit zijn frêle lijfje in de wagon. De kleine ukkepuk wil iets uiten maar hij is de taal nog niet machtig. De enige taal die hij spreekt, is de universele taal van het gegrien. En hoewel die overtollige decibels me soms irriteren, neem ik ze er meestal zonder morren bij. Ik ben heus geen onmens met ijs door mijn aderen. Baby’s huilen nu eenmaal, punt aan de lijn. Trouwens, een jankende baby is lang niet het enige wat een gemoedelijke treinrit kan verstoren. Denk maar aan de ‘verbinding-is-hier-slecht-dus-ik-roep-maar-door-mijn-gsm’er’, de ‘anno-2016-speel-ik-nog-ongegeneerd-mét-geluid-Candy-Crusher’ of de rijstkoekeneter.

Zelfs op restaurant heb ik begrip voor de, al dan niet opgedroogde etensresten, op de paarsrood aangelopen wangetjes van jullie jankende kapoen – ook al zijn die etensresten niet altijd even bevorderlijk voor mijn eetlust. Ik snap het wel, jullie wilden een gezellige avond en hadden niet verwacht dat de kleine driftkikker net nu een woedeaanval zou krijgen. Lig er vannacht maar niet van wakker. Maar, als ik toch even mag, probeer toch af en toe te checken of er geen Zeeuwse snotoester uit zijn neusje hangt te bengelen.

stijn_cinema2
Illustratie: Zwoltopia

Ik moet ergens de lijn trekken, er zijn grenzen aan mijn verdraagzaamheid. Ik snap heus wel dat jullie ook nood hebben om even aan de werkelijkheid te ontsnappen en daarom een filmpje meepikken. Jullie, ongetwijfeld super schattig, kindje laten jullie voortaan braafjes thuis als het om een avondvoorstelling gaat. Als ik op vrijdagavond uit mijn zetel geraak en in de bioscoop beland, wil ik geen tien euro betalen om anderhalf uur naar het gejengel van een baby te moeten luisteren. Natuurlijk is het nooit muisstil in de zaal, je hoort het geknars van de M&M’s-vreters, het geknabbel op popcorn, de slurpgeluiden uit bekers vol verdunde frisdrank, een kikker in de keel hier en wat gegiechel of gelebber daar. Al die zaken kan ik nog aan maar het gekrijs van een kleine bengel? Neen, daar pas ik voor. Regel voortaan gewoon een oppas of schakel de liefhebbende grootouders in, klaar? Meer vraag ik niet en jullie krijgen er mijn eeuwige dankbaarheid voor in ruil.

P.s.: Meestal ben ik bij aanvang van de film een beetje misselijk omdat ik mijn emmer popcorn te snel naar binnengespeeld heb vóór de film begint omdat ik medefilmliefhebbers in de zaal zo min mogelijk wil storen met geknabbel tijdens de film. Dus je ziet, ik ben heus de kwaadste niet hoor.

Dit wil je vast ook lezen

Column
Weggegaan is plaats vergaan Het is ondertussen alweer vier maanden geleden dat je noodgedwongen terug in België belandde met enkele kleren, een toiletzak, een stapel boeken en een oude…