Stijnzijn

Menu
Column
Huidhonger
Tekst: Stijn Depoorter / Foto: Pexels

De kat ligt naast me op bed, ik streel zijn donzige buik. Het beest geniet er zichtbaar van. Hij kronkelt zich in alle banen. Zijn voorpoten kneden een denkbeeldig luchtkussen dat boven hem zweeft. Af en toe voel ik een scherpe nagel liefdevol tegen mijn huid schrapen.

We weten allebei dat de slaapkamer eigenlijk verboden terrein voor viervoeters is. De laatste dagen laat ik de slaapkamerdeur echter op een kier staan. Moedwillig overtreed ik mijn eigen regels. Ik sus me met de gedachte dat de rui voorbij is en ik de lakens wel wat vaker ga wassen.

Katten zijn eigenwijs, egoïstisch zelfs. Ze hebben hun eigen willetje en drijven dat koste wat het kost door. Om die karaktertrek te compenseren hebben ze gelukkig ook een zesde zintuig dat aanvoelt wanneer hun baasje smacht naar aandacht. Het is alsof ze mijn huidhonger kunnen ruiken en die met hun gekronkel en gespin willen stillen.

De ochtendzon verlicht de kamer en ik zie zijn gekromde ruggengraat op enkele centimeters van me. Zijn huid, zo dicht en toch zo ver weg. Ik lig roerloos op de luchtmatras in de woonkamer van vrienden. Bij elke beweging, hoe miniem ook, maakt het ding een piepend, krakend lawaai. Ik wil hem niet wakker maken. Hij die ik spontaan na de eerste date had meegevraagd naar een concert. Hij die ik nog niet gekust heb. Hij die ik niet mag aanraken. Nog niet.

Hoe een pianist met zijn vingers over het klavier van zijn vleugel glijdt, zo wil ik beroerd worden

Hoe langer ik alleen ben, hoe meer ik ervan overtuigd raak waar ik het meest naar snak. Niet de gesprekken, die voer ik wel met vrienden. Niet het gezelschap, dat zoek ik zelf wel op als ik er nood aan heb. Niet de seks, die is maar een appje verwijderd als ik lust en liefde van elkaar zou kunnen koppelen. Waar ik het meest naar hunker, is de aanraking van een geliefde. Teder. Smachtend. Dwingend.

Een schoot waarop ik mijn hoofd te rusten kan leggen op de bank, een veilige haven voor mijn gedachten. Een hand die de mijne omklemt tijdens een wandeling bij valavond. Een been dat me rakelings raakt in bed eens we uitgelepeld zijn.

Hoe een pianist met zijn vingers over het klavier van zijn vleugel glijdt, zo wil ik beroerd worden. Elke vierkante centimeter van mijn lijf schreeuwt om aangeraakt te worden.

Pride weekend, de sfeer is uitgelaten. Rondom me zie ik kronkelende lijven zich in sensuele bochten wringen. Ik zie lijven met elkaar versmelten als regendruppels op het raam. De spanning knettert om mijn hoofd, maar ik ben die grote Robyn-hit. Dancing on my own. Alsof mijn lichaam uit doorzichtig cellofaanplastic bestaat. De enige aanraking die ik voel is die van een opdringerige voorbijganger die zijn ellenboog ruw in mijn ribben port.

Enkel op onbewaakte momenten kan de aanraking van een ander me beroeren. Een kassier die mijn handpalm rakelings met een vinger raakt als hij me mijn wisselgeld geeft. Een date die zijn hand plots op mijn middel legt bij een zebrapad om me te behoeden voor een snel aanrazende wagen. Een kennis die haar hand ter begroeting langs achteren op mijn schouder legt.

Dus beheers ik mijn oerdriften maar en wacht geduldig op mijn prooi, als een leeuw roerloos in het hoge savannegras

Onbewaakte momenten die de huidhonger in me doen oplaaien. Die me ertoe zouden aanzetten om iemand tegen de muur te plakken en hem als een uitgehongerde poema te verslinden. Tegen beter weten in. Huidhonger heeft niets met lust te maken. Huidhonger kan enkel gestild worden door die enkelingen bij wie je je geborgen voelt. Een ouder, een boezemvriend, een geliefde.

Dus beheers ik mijn oerdriften maar en wacht geduldig op mijn prooi, als een leeuw roerloos in het hoge savannegras.

We zitten op de trein. Ik ben nog slaperig. Ik vraag of ik mijn hoofd op zijn schouder mag leggen. Dat mag. Ik krul me op als een kat voor het vuur op de treinstoel die in feite totaal niet geschikt is voor zo’n pose. Ik voel me geborgen, voor het eerst in weken. Ook al is het maar voor heel even. Eventjes voor altijd.

‘We zijn niet aan het daten, we leren elkaar gewoon kennen.’

‘Ik wil geen verwachtingen creëren, want die kan ik niet inlossen.’

‘Je moet me beloven dat je niet verliefd op me zal worden.’

‘We zien wel.’

Zinnen die de voorbije weken ontsnapten uit de monden van verschillende al-dan-niet-dates. Zinnen die ik naast me neerleg. Zinnen die ik onderga met een knagende huidhonger in de maag. Zinnen die ervoor zorgen dat ik op dit moment de kat aan het strelen ben en daar vrede mee heb.

Dit wil je vast ook lezen

Column
Weggegaan is plaats vergaan Het is ondertussen alweer vier maanden geleden dat je noodgedwongen terug in België belandde met enkele kleren, een toiletzak, een stapel boeken en een oude…