Stijnzijn

Menu
Column
Hoe is dat zo gekomen?
Tekst: Stijn Depoorter | Foto: Sarah Van Looy

Ik zit in de koffiebar en staar uit het raam. Aan de overkant van de straat staat een huis te koop. Een jaar geleden zaten wij twee in dezelfde koffiebar op dezelfde plek en keken uit datzelfde raam. Ook toen stond er een huis aan de overkant te koop en informeerden we bij het immokantoor naar de voorwaarden. Huizen worden gekocht en verkocht. Jaren wisselen elkaar af. Relaties lopen op de klippen.

One kiss is all it takes”, zingt Dua Lipa, zo ook voor ons. Ik heb een andere jongen gekust en dat was voor ‘ons’ de druppel. Wat al veel langer onder de oppervlakte sluimerde, kwam daardoor als een tsunami naar boven en spoelde alles weg.

Tegengestelden trekken elkaar aan en zijn op vele vlakken complementair maar ze botsen ook vaak waardoor het samenzijn een opgave wordt. Soms is elkaar graag zien simpelweg niet voldoende.

Je kijkt me niet aan maar kijkt dwars door me heen

We liggen in het park. Het zomert en de zon valt op onze snoet. Mijn hoofd rust op je borst. Ik volg je ademhaling, je hartslag. Ik kijk naar jou. Jij kijkt naar mij. In je ogen zie ik de wereld en die is mooi. Het knettert in mijn hoofd, mijn buik, mijn hele lijf.

Aan tafel zitten we tegenover elkaar. We kijken elkaar aan en proberen te voelen wat er nog is. Ik kan je blik niet ontcijferen. Nu niet. Als er nog liefde is, dan zit die verscholen achter je ogen vol woede. Of is het droefenis? Of gewoon ongemak?

Enkele weken later kruisen we elkaar op straat. Jij op de fiets, ik te voet. Je kijkt me niet aan maar kijkt dwars door me heen.

Terwijl ik me verdiep in een boek, oefen jij je stem. Het zangexamen komt naderbij. Het valt me op dat je vooral liedjes over liefdesverdriet zingt. Logisch, want daar gaan de meeste songs over. Als een sirene lok je me naar je toe. Ik verdwaal in je gezongen verhalen en begin voor de vierde keer dezelfde paragraaf te lezen.

Je staat aan de andere kant van de kamer. Tussen het geroezemoes van twee dozijn genodigden voor het verjaardagsfeest vang ik af en toe een flard op van wat je zegt. Ik wil horen wat je zegt en tezelfdertijd wil ik het niet horen. Je stem klinkt als een herinnering uit een vervlogen tijd. Alsof jouw stemgeluid met vertraging door het universum suist en me pas lichtjaren later bereikt als het beeld al lang vervlogen is.

Er hangt een magnetisch veld van afstotende polen tussen onze lijven dat ervoor zorgt dat we afstand bewaren

We liggen in bed en het ochtendlicht valt de kamer binnen door de spleten van het afgeleefde verduisteringsgordijn dat dringend aan vervanging toe is. Met mijn vingertoppen ontdek ik elke vierkante centimeter van je lijf. Elk haartje, putje of moedervlekje registreer ik nauwkeurig als een mijlpaal op een landkaart.

Ik zie je op de dansvloer staan. Ik verstijf want ik had niet verwacht dat je hier ook zou opduiken. Wat later sta je vlakbij met gemeenschappelijke vrienden te praten. Ik wil naar je toelopen en je vastpakken omdat ik vergeten ben hoe je aanvoelt. Maar ik doe het niet want er hangt een magnetisch veld van afstotende polen tussen onze lijven dat ervoor zorgt dat we afstand bewaren.

We lopen van het station naar de deelfietsen en je kust me spontaan op de mond, wat je in het openbaar zelden doet. Ik voel je tong in me en proef de kaasblokjes die je tijdens de treinrit at. Je begint te lachen want je weet dat ik de smaak van oude kaas niet lust. Dit is georkestreerde ongein. Dit ben jij ten top.

Sinds we uit elkaar zijn, schommel ik tussen hoop en vrees als ik buiten kom. Hoop om een glimp van je op te vangen, vrees voor de wrange nasmaak. Soms herken ik je in vreemden die me op straat kruisen maar als ik met mijn ogen knipper verdwijnt dat beeld als een fata morgana in de woestijn.

De kat loopt treurend door de flat, zoekend naar iets wat niet meer is. Je bent vertrokken, maar je geur hangt nog in de ruimte

We zitten in de zetel en houden een Netflix-avond met ons twee. De chill is voor straks, als we niet te lang bingen tot we in slaap vallen van de vaak. De katten liggen bij ons, maar vluchten als jij een stille stinker laat. Ik zit het uit.

De kat loopt treurend door de flat, zoekend naar iets wat niet meer is. Je bent vertrokken, maar je geur hangt nog in de ruimte. Probeer dat maar eens aan dat beest uit te leggen. Ik zet de ramen wagenwijd open.

Ik woon met een vriendin een theatervoorstelling bij: ‘Tired of being young’ van Maarten Westra Hoekzema. Als de acteur een kort gedicht van Judith Herzberg voordraagt tijdens zijn monoloog, verstom ik. Drie korte regels die perfect omschrijven wat ik al weken niet in woorden krijg uitgedrukt. Ze blijven in mijn hoofd malen waardoor ik de rest van de monoloog maar met een half oor blijf volgen.

Hoe is dat zo geworden
Van altijd komen slapen
Tot nooit meer willen zien

Dit wil je vast ook lezen

Column
Weggegaan is plaats vergaan Het is ondertussen alweer vier maanden geleden dat je noodgedwongen terug in België belandde met enkele kleren, een toiletzak, een stapel boeken en een oude…